Across
- 6. Ik breng met mijn auto mensen naar hun bestemming.
- 7. Vorig jaar redde ik een kindje uit de vlammenzee.
- 8. Ik breng mensen in een wagon naar hun werk.
- 10. Ik verlos mensen van hun pijn.
- 12. Ik knip en was de haren van de mensen.
- 13. Ik ben veel met geld bezig.
- 15. Ik verzorg mensen in het ziekenhuis.
- 17. Ik zorg dat huizen en scholen netjes zijn.
- 19. Ik plaats de dakpannen om het dak.
- 20. Als ik het deeg maak, warmt de oven op.
Down
- 1. Ik heb goede ogen nodig om hoog in de lucht te vliegen.
- 2. Ik werk met de kleinste kinderen van de school.
- 3. Ik zorg voor verse mosselen en garnalen.
- 4. Ik zorg voor verse groenten.
- 5. Ik geef de muren van het huis een mooie kleur.
- 9. Ik werk op het veld en met dieren.
- 11. Ik maak graag lekker eten klaar.
- 14. Ik help mensen bij het kiezen van hun kleding.
- 16. Soms moet ik aanbellen maar meestal gaat alles in de brievenbus.
- 18. Ik heb thuis al mijn meubelen zelf gemaakt.