Across
- 2. hij stuurt jou uw brieven
- 3. hij draait plaatjes kan goed muziek spelen
- 5. hij maakt brood en taarten
- 6. ze is slim en kan hard roepen en is vlug boos
- 7. hij snijdt vlees
- 8. hij rijdt met een vliegtuig.
- 9. hij viert de misvieringen
Down
- 1. hij filmt en spreekt veel
- 3. ze kent goed de dieren
- 4. zij werkt in een ziekenhuis en geeft soms een medicijn