Unit 3 Australia Vocabulary lesson 4
Across
- 3. schuur
- 5. kosteninwoning
- 8. stal
- 9. haan
- 10. vee
- 11. blaten
- 15. jeugdig
- 17. vaardigheid
- 18. vorig
- 19. kudde
- 21. afgelegen
- 22. oogsten
- 26. verplicht
- 27. sollicitant
- 29. huisenerf
- 30. weide
- 31. onderhoud
- 32. houding
- 33. zaaien
- 34. vee
Down
- 1. verboden
- 2. lam
- 4. inheems
- 6. gans
- 7. boerderijhulp
- 9. betrouwbaar
- 10. gewas
- 12. schapen
- 13. voorzichtigheid
- 14. stier
- 16. rijbewijs
- 19. voeren
- 20. blaffen
- 23. bijvoorkeur
- 24. giftig
- 25. makkelijkindeomgang
- 28. voorzien
- 29. vijver