2GT Unit 1 Nederlands --> Engels
Across
- 1. berg
- 4. ruimte
- 5. beloven
- 8. ongeluk
- 10. verwachten
- 13. vooral
- 16. haven
- 17. stom
- 19. allebei
- 21. opwindend
- 23. vermijden
- 24. heimwee
Down
- 2. nergens
- 3. vreselijk
- 6. zien
- 7. nuttig
- 9. omleiding
- 11. aardrijkskunde
- 12. verschil
- 14. landschap
- 15. lente
- 18. afslag
- 20. rugzak
- 22. wereld