Christmas

1234567891011121314151617
Across
  1. 4. aan muur of boom : DECORATION
  2. 5. om mee te rijden in de sneeuw : SLEIGH
  3. 8. glimmend ding dat rinkelt : BELL
  4. 9. je geeft aan iemand met Kerst : PRESENT
  5. 11. stokje dat je aansteekt : CANDLE
  6. 14. grote groene boom : CHRISTMASTREE
  7. 15. je kleine cadeautjes in stopt : STOCKING
  8. 16. dat je aantrekt als het koud is : SCARF
  9. 17. witte man van sneeuw : SNOWMAN
Down
  1. 1. om je heen met Kerst : FAMILY
  2. 2. Crossword – English for 1 T/H
  3. 3. bijeenkomst
  4. 6. met familie op kerstavond : DINNER
  5. 7. symbool bovenop de boom : STAR
  6. 10. man in het rood met een witte baard : SANTACLAUS
  7. 11. dat je zingt met Kerst : CHRISTMASCAROL
  8. 12. wezen met vleugels : ANGEL
  9. 13. dat de slee trekt : REINDEER
  10. 15. dingen die uit de lucht vallen : SNOW