De Grote Sinterklaarpuzzel
Across
- 2. Dagdeel
- 5. Naast
- 6. Niet of
- 8. Rechts, voor, links
- 10. Optreden
- 13. Iets wat je van Sinterklaas krijgt
- 14. Frietje
- 19. De goede man die elk jaar weer onze cadeautjes brengt
- 21. Aanduiding om te vertellen dat er nog maar één van is
- 24. Mooiste maand van het jaar
- 25. Iets zeggen tegen iemand anders
- 26. Wat, wie, waarom
- 28. Meervoud van een schoonmaakmiddel
- 29. Voor veel de zwaarste dag van de week
- 30. (Onbetaald) ervaring opdoen in het werkveld
- 32. Ben je als je de Staatsloterij wint
- 34. Met meer dan gemiddelde aandacht
- 36. Kennis vergroten
- 37. Die, dit, deze
- 38. Verhaal waar de laatste woorden wel is op elkaar rijmen
Down
- 1. Kleur van Nederland
- 2. Boekwerk waar mensen vaak dagelijks in kijken en schrijven
- 3. .....kaas
- 4. Like!
- 7. verklein woordje van een drank die je in rood en wit hebt
- 9. In de geografie een uitgestrekt stuk land dat zich als een zelfstandig geheel onderscheidt van aangrenzende gebieden.
- 11. Jaarlijks feest in N-B en Limburg
- 12. Van ....... komt huilen
- 15. De mensen die het voorspellen hebben het niet altijd juist
- 16. Recreatief gebied in Rosmalen
- 17. Lopen
- 18. Papiertje wanneer je je studie hebt afgemaakt
- 20. Europees land
- 22. Me, Myself and I
- 23. 4 Jaargetijden
- 27. Hoofdstad van Hongarije
- 31. Cupido
- 33. Hoort iemand bij als die er vaak komt
- 35. Land dat 3e werd op het afgelopen WK Voetbal
- 36. Veel gebouwen op een kleine oppervlakte