Dierentuin

1. Het leefgebied van een dier. Het dier is daar de baas.
9. als je het mag gebruiken omdat je ervoor betaald hebt.
11. Het moment waarop bijvoorbeeld een club of dierentuin begint te bestaan.
12. Een strookje aan een toegangskaartje dat eraf gescheurd wordt als je naar binnen gaat. Daarna kun je het kaartje niet nog een keer gebruiken.
13. Het jong van bijvoorbeeld een leeuw, vos of beer.
15. Diersoorten die bijna niet meer voorkomen. Ze vinden niet genoeg eten meer, of het gebied waarin ze leven wordt te klein.
16. Niet meer bestaan op aarde. Sommige soorten dieren en planten verdwijnen en komen niet meer terug.
17. Iets dat veel indruk maakt. Je kunt niet ophouden ernaar te kijken of eraan te denken. Bijvoorbeeld omdat het heel groot is of heel bijzonder.
18. Heel kleine zeediertjes die op de zeebodem leven. Ze blijven met heel veel bij elkaar op één plek. Ze zien eruit als kleurige waterplanten.
19. in de buurt van de evenaar, het is er erg warm en vochtig.

2. Een kaartje om ergens naar binnen te mogen. Vaak moet je ervoor betalen. ‘Entree’ betekent ‘ingang’.
3. je betaalt voor een heleboel keer tegelijk, bijvoorbeeld een jaar lang naar de dierentuin of elke week een tijdschrift.
4. Wat je het mooist, fijnst of liefst vindt.
5. Iemand die altijd geluk heeft.
6. Een bord waarop je meer over een onderwerp kunt zien of lezen.
7. De baas van een school of van een bedrijf.
8. Het verplaatsen van dieren door mensen
10. Dieren die hun jongen zogen. Dat betekent dat de jongen melk drinken bij hun moeder.
14. Een dier dat kruipt en eieren legt, zoals hagedissen en krokodillen.
15. Een jong of een kind krijgen.