Eenheid 9, herhalingsblad
Across
- 2. Een stang in een hek of voor een hok. Een soort tralie.
- 3. Een brug over een weg. Op het viaduct is ook een weg.
- 4. Kalmer worden. Bijvoorbeeld als iemand heel hard huilt of heel boos is.
- 6. De manier waarop je met iemand om gaat. Dat kan goed of slecht zijn.
- 7. Bang zijn.
Down
- 1. Het zwarte spul waarmee een weg bedekt is.
- 3. Nijdig en vals.
- 5. Dat gaat alleen maar problemen bezorgen. Een ander woord voor ‘bezorgen’.
- 6. Opscheppen. Zeggen dat je iets toch wel kan of durft terwijl dat helemaal niet zo is.