ei woorden

12345678910111213141516
Across
  1. 3. Ik....de vloer, want hij is nat.
  2. 6. Hij is gevallen op zijn knie. Hij krijgt een ....
  3. 9. In het paleis woont een ......
  4. 11. Aan het .... van de straat.
  5. 12. Hij... gister tegen zijn moeder dat hij ging spelen.
  6. 13. Na april komt......
  7. 14. Niet een jongen, maar een....
  8. 16. De ....rijdt op het spoor.
Down
  1. 1. Deze vrucht is rood met een groen kroontje.
  2. 2. Ik.... een trui.
  3. 4. Hij is niet groot, maar.....
  4. 5. Wat vertel je niet aan iemand anders?
  5. 7. Ik pak mijn koffers, want ik ga op ....
  6. 8. De koe staat in de ....
  7. 10. De kip legt een ...
  8. 12. Wij.... met een zeilboot.
  9. 15. Wat lijkt op een schaap?