English words Unit 1
Across
- 1. vergadering
- 4. verward
- 5. kantoor
- 6. toonbank
- 9. jas
- 10. afspraak
- 11. winkel
- 12. antwoord
- 14. klant
- 15. bedrijf
- 16. tuinman
- 18. gisteren
- 21. verpleegster
- 23. cursus
Down
- 2. morgen
- 3. ziekenhuis
- 7. aantekeningen
- 8. begrijpen
- 10. verontschuldigen
- 13. gebouw
- 15. kantine
- 17. boodschap
- 19. beschaamd
- 20. agenda
- 22. passen