Grammatica blok 5

123456789101112131415161718192021222324252627
Across
  1. 4. Ons nieuwe gebouw ruikt erg nieuw. 'Ons' is in deze zin een ... voornaamwoord.
  2. 6. 'Elkaar' is altijd een ... voornaamwoord.
  3. 7. 'Ik' is een ... voornaamwoord
  4. 9. Telwoorden die een plaats in een rangorde aangeven, noemen we ...
  5. 16. Het zinsdeel dat o.a. iets zegt over waar iets plaatsvindt, noemen we ...
  6. 19. 'Verraden' in de zin: 'Hij heeft zijn zusje niet verraden.'is een ... deelwoord.
  7. 22. Het voorafgaande zinsdeel waar een betrekkelijk voornaamwoord naar verwijst, noemen we ...
  8. 23. Telwoorden die een hoeveelheid aangeven, noemen we ...
  9. 25. 'Zich' is altijd een ... voornaamwoord
  10. 26. Een ander woord voor het hele werkwoord is ...
  11. 27. Wat is het onderwerp in de zin 'Dat boek heeft Marian gisteren van de leraar geleend.'?
Down
  1. 1. Het zinsdeel waar je aan of voor kunt zetten, noemen we ...
  2. 2. Ik heb dat gisteren nog aan hem gevraagd. In deze zin is 'dat' een ... voorwerp.
  3. 3. Wat voor een werkwoord is 'hebben' in de zin: Hebben zij dat gemaakt?'?
  4. 5. Wat voor een zinsdeel is 'van domme blondjes' in de zin 'Zijn vriend houdt niet van domme blondjes.'?
  5. 8. Van we heb je dat ding gekregen? 'Wie' is een ... voornaamwoord.
  6. 10. Iets, niets, niemand, iemand, alles, men, elke en ieder(een) zijn ... voornaamwoorden
  7. 11. Een ... heb je nodig om een zin met een naamwoordelijk gezegde te kunnen maken.
  8. 12. Zaterdag spelen we tegen een zwak team. Welk woord is hier een bijvoeglijk naamwoord?
  9. 13. Rotterdam is een ... naamwoord
  10. 14. Een zin met twee of meer persoonsvormen noemen we een ... zin.
  11. 15. Ik vind dat een erg leuk programma. Wat voor een bepaling is 'erg leuk'?
  12. 17. In de zin 'Hij is leraar in Amsterdam.' is het werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde ...
  13. 18. Het woord 'niet' is een ... woord.
  14. 20. Een zin met een ... gezegde heeft een gezegde waarin alleen werkwoorden staan.
  15. 21. We noemen een werkwoord ... als het in de zin de tijd en enkelvoud of meervoud aangeeft.
  16. 24. Woorden die een getal, volgorde of hoeveelheid aangeven noemen we ...