Groep 7 woordenschat week 35 & 36

1234567891011121314151617
Across
  1. 6. heel uitvoerig, terwijl dat niet nodig is.
  2. 7. steeds anders.
  3. 9. Als iets niet goed is.
  4. 11. omdat...
  5. 15. het onhandige gedrag.
  6. 16. heel duidelijk, met nadruk.
  7. 17. succesvol.
Down
  1. 1. de mening die je over iets of iemand hebt.
  2. 2. als alles goed afloopt, vergeet je hoe moeilijk het onderweg was.
  3. 3. ergens gebruik van maken, er voordeel of nut uithalen
  4. 4. tevoren bedenken hoe het zal gaan, er ongeveer een idee van hebben.
  5. 5. de plek die je inneemt, de situatie waarin je zit.
  6. 8. er is voor iedereen wel wat te doen, er zit voor iedereen wel wat bij.
  7. 10. als je iets of iemand erg knap, goed of mooi vindt. Je kijkt er tegenop.
  8. 12. slechtgehumeurd.
  9. 13. de ruzie, het verschil van mening
  10. 14. ander, verder.