Inoefenen woordenschat thema 1A
Across
- 2. Iets wat je zegt of laat zien om iets beter uit te leggen
- 3. Een strook land langs de zee.
- 6. Een ander woord voor gelijk.
- 9. Iets wat je meestal zo doet, bijv. na het eten je tanden poetsen.
- 10. rand van een gebied.
- 11. Het niet met water overdekte gedeelte van de aarde.
- 12. Iets versturen.
- 15. Van trein, bus, metro, vliegtuig of tram veranderen.
- 18. Een stuk papier met plaatsen en wegen in een land.
- 19. Wezens die kunnen denken en praten.
Down
- 1. De kant tegenover deze kant.
- 2. Een ander woord voor luchthaven.
- 3. Wat je om je lichaam draagt, bijv. een trui en een broek.
- 4. Met een oppervlak zonder bobbels.
- 5. een tijdje minder eten en drinken
- 7. De belangrijkste stad van een land.
- 8. Iemand uit Nederland.
- 13. Een droog gebied met veel zand waar het bijna nooit regent.รง
- 14. Met een puntig uiteinde.
- 16. Het tegenovergestelde van droog.
- 17. melk en dingen die van melk gemaakt zijn, zoals boter en kaas
- 18. Als de temperatuur laag is.