Kitchen verbs
Across
- 1. wokken
- 4. grillen
- 6. door elkaar gooien
- 7. stomen
- 9. in sneetjes snijden
- 11. braden
- 13. kruiden
- 15. vlees aansnijden
- 16. stapelen
- 19. wegen
- 22. roeren
- 23. koken
- 24. toevoegen
- 25. smelten
Down
- 1. strooien
- 2. (het eten) opdienen
- 3. insmeren
- 5. schillen
- 7. smeren
- 8. fijnhakken
- 10. hakken
- 12. gieten
- 14. proeven
- 15. pletten
- 17. snijden
- 18. kneden
- 19. mixen
- 20. raspen
- 21. breken
- 22. sauteren