LS1U1App1-9

123456789101112131415161718192021222324252627282930313233343536373839404142434445464748495051525354555657585960616263646566676869707172737475767778
Across
  1. 2. het is, dat is (spatie = - )
  2. 3. de jongen
  3. 13. groot
  4. 15. voorstellen
  5. 17. de hobby
  6. 18. Nederlands
  7. 20. de vriendin
  8. 23. klein
  9. 24. de bus
  10. 25. revoir tot ziens
  11. 26. maar
  12. 27. de stad
  13. 31. hier is, hier zijn
  14. 32. het huis
  15. 33. nu
  16. 35. mevrouw
  17. 36. wie?
  18. 40. dag
  19. 42. de minuut
  20. 44. jij heet (spatie = - )
  21. 45. de jongen
  22. 47. ook
  23. 49. dan, dus
  24. 51. tennis
  25. 57. het adres
  26. 59. ik heet (spatie = - )
  27. 61. sportief
  28. 62. de tuin
  29. 64. ? hoe?
  30. 66. de zee
  31. 69. (f) de school
  32. 70. nieuw
  33. 71. het meisje
  34. 73. leuk
  35. 74. de straat
  36. 75. de voornaam
  37. 77. en jij? (spatie = - )
  38. 78. en
Down
  1. 1. het zwembad
  2. 4. kijken naar
  3. 5. wonen
  4. 6. tevreden, blij
  5. 7. ? hoe gaat het? (spatie = - )
  6. 8. de klas
  7. 9. Frans
  8. 10. er is, er zijn (spatie = - )
  9. 11. Frankrijk
  10. 12. tot later (spatie = - )
  11. 14. in de brugklas (spatie = - )
  12. 15. dicht bij (spatie = - )
  13. 16. geweldig
  14. 19. de wijk
  15. 21. meneer
  16. 22. de nationaliteit
  17. 26. ik?
  18. 28. in
  19. 29. de leeftijd
  20. 30. met
  21. 34. nee
  22. 37. heel, erg
  23. 38. het dorp
  24. 39. daar, daarginds (spatie = - )
  25. 41. mooi, leuk
  26. 43. het land
  27. 46. ja
  28. 48. hoi
  29. 50. waar?
  30. 52. de achternaam
  31. 53. aardig
  32. 54. hij heet (spatie = - )
  33. 55. goed
  34. 56. ik stel je voor (spatie = - )
  35. 58. van
  36. 60. bedankt
  37. 63. de vriend
  38. 65. of
  39. 67. (m) het appartement
  40. 68. de middelbare school (klas 1, 2, 3)
  41. 72. daar is, daar zijn
  42. 76. ver