LS2U2App124VWO-NF
Across
- 1. ga je gang
- 4. de finale
- 7. vooruitgaan
- 9. controleren
- 13. het risico
- 15. muziek spelen
- 18. de stem
- 20. worden
- 21. op een dag
- 24. zich verplaatsen
- 27. de vrijetijdsbesteding
- 29. trainen
- 34. gooien
- 35. verslaan
- 36. controleren
- 37. we zien elkaar
- 39. toekomstig
- 40. de regel
- 41. het materiaal
- 42. de voet
- 44. het been
- 47. de trainer
- 48. nodig maken
- 50. de stevigheid
- 52. springen
- 54. beheersen
- 55. lijken
- 57. het team
- 58. het gezelschapsspel
- 59. de scheidsrechter
- 60. de plank, het board
- 61. het oefenen
- 64. de manier
- 65. de vergissing
- 66. de competitie
- 67. de helm
Down
- 1. de overwinning
- 2. de (tennis)bal
- 3. het lichaam
- 5. onmisbaar
- 6. knutselen
- 8. rennen
- 10. de knie
- 11. over, op
- 12. het uur
- 14. de uitrusting
- 16. de boom
- 17. de wedstrijd
- 19. kunnen, weten
- 22. wandelen
- 23. als, indien
- 25. de warming-up
- 26. de vriendschap
- 28. uit zijn dak gaan
- 30. hier
- 31. de arm
- 32. de beweging
- 33. het stadion
- 38. de spreekbeurt
- 43. de voorzichtigheid
- 45. ongeveer
- 46. het badpak
- 49. de elleboog
- 51. het idee
- 53. technisch
- 56. de voetbal
- 62. leren
- 63. de passie