Medical English
Across
- 1. wimper
- 3. sleutelbeen
- 4. weefsel
- 6. rijtwonde
- 10. bloeding
- 12. gal
- 14. antilichamen
- 15. oksel
- 16. breuk
- 18. snijtand
- 20. korst
- 22. handicap
- 23. brancard
- 24. vezel
- 25. kraakbeen
- 27. hersenschudding
- 29. ontsteking
- 30. vochtig
- 32. speeksel
- 35. schaafwonde
- 38. schilfer
- 39. slokdarm
- 40. dosering
- 41. onverzadigd
- 43. ontwricht
- 46. wee
- 50. navel
- 52. doodgeboren
- 53. reanimatie
- 55. verrekking
- 57. pees
- 61. wervels
- 62. bloedklonter
- 63. bloedsomloop
- 69. bloeddrukmeter
- 70. couveuse
- 73. pincet
- 75. kies
- 76. oogheelkunde
- 77. operatiekledij
- 79. stuip
- 80. vruchtwaterpunctie
- 83. hoofdhuid
- 85. lintworm
- 86. zalf
- 91. oorsmeer
- 92. kwaaltje
- 93. braakmiddel
- 94. uitstrijkje
Down
- 2. steriel
- 3. aangeboren
- 5. uitademen
- 7. stoelgang
- 8. natrium
- 9. bedlegerig
- 11. vermoeidheid
- 12. twee-eiig
- 13. zuigtablet
- 17. glijmiddel
- 19. verstuiking
- 21. prenataal
- 22. tekort
- 25. aandoening
- 26. huig
- 28. stolling
- 30. uitgezaaid
- 31. kleine hersenen
- 33. prothese
- 34. besmet
- 36. hartzakje
- 37. uitdroging
- 42. misselijkheid
- 44. bloedvergiftiging
- 45. anesthesist
- 47. waterpokken
- 48. strotklepje
- 49. rode bloedcel
- 51. moedervlek
- 54. huiduitslag
- 56. knobbeltje
- 58. voedingsstof
- 59. echografie
- 60. besmettelijk
- 64. kalium
- 65. zweer
- 66. misvorming
- 67. buik
- 68. hechtdraad
- 71. kneuzing
- 72. resistent
- 74. bloedplaatje
- 78. griep
- 79. staartbeen
- 81. vlies
- 82. blaar
- 84. neusgat
- 87. vroedvrouw
- 88. wreef
- 89. holte
- 90. wrat