Ontleden
Across
- 4. Deze woorden verwijzen naar iets of iemand zonder een precieze aanduiding te geven. Voorbeeld: men, iemand, niemand, etc.
- 8. Zaterdag spelen we tegen een zwak team. Welk woord is hier een bijvoeglijk naamwoord?
- 10. 'Verraden' in de zin: 'Hij heeft zijn zusje niet verraden.' een ....... deelwoord.
- 13. Woorden die een getal, volgorde of hoeveelheid aangeven noemen we.......?
- 14. 'Elkaar' is altijd een ...... voornaamwoord.
- 15. We noemen een werkwoord ...... als het in de zin aangeeft de tijd en enkelvoud of meervoud.
- 17. Het zinsdeel waar je aan of voor kunt zetten noemen we ....... voorwerp.
- 18. Rotterdam is een ...... naamwoord
- 23. Dat, of, omdat, voordat, als, terwijl, ofschoon en toen zijn voorbeelden van ... voegwoorden.
- 24. Zich is altijd een ...... voornaamwoord
- 27. 'De verkoper legde alles haarfijn uit, wat de klant erg waardeerde'. Welke bijzin zie je in deze zin? ... bijzin. (een woord invullen)
- 28. Ons nieuwe bijgebouw ruikt nog erg nieuw.'Ons' is in deze zin ...... voornaamwoord
- 31. 'Van tevoren wist men niet, of die videogame een succes werd'. Welke bijzin zie je in deze zin?
- 32. Een ...... heb je nodig om een zin met een naamwoordelijk gezegde te kunnen maken.
- 34. Wat staat centraal in een werkwoordelijk gezegde?
Down
- 1. Wat is het onderwerp in de volgende zin? Dat boek heeft Marian gisteren van de leraar geleend.
- 2. Bij een samengestelde, nevenschikkende zin worden twee ... met elkaar verbonden
- 3. 'Die jongen is geworden wat hij nooit wilde'. Welke bijzin zie je in deze zin?
- 5. Deze vorm van een bijvoeglijke bepaling staat altijd tussen twee komma's
- 6. Wat voor een werkwoord is 'hebben' in de zin: Hebben zij dat gemaakt?
- 7. Wat is het voegwoord in de volgende zin. Ik zou graag komen, maar het lukt me vandaag niet
- 9. 'Ik wil die bank kopen'. Die is een ... voornaamwoord
- 11. Er kan een koppelwerkwoord en een zelfstandig werkwoord in een zin staan. Goed of fout?
- 12. 'Ik' is een ...... voornaamwoord
- 16. Woordjes als och, jee en oeps noem je ook wel ... .
- 19. Een zin met twee of meer persoonsvormen noemen we een ..... zin.
- 20. Dit type bijwoord bestaat uit een bijwoord en een voorzetsel. Voorbeelden zijn: ertegen, daarnaar, ervoor, hieronder. ... bijwoord.
- 21. Is de bijvoeglijke bepaling een zelfstandig zinsdeel of staat deze in een ander zinsdeel?
- 22. Die, dat, wie, wiens, wier, wat zijn voorbeelden van een ... voornaamwoord
- 25. Ik heb dat gisteren nog aan hem gevraagd. In deze zin is 'dat'. een ...... voorwerp.
- 26. Wat staat centraal in een naamwoordelijk gezegde?
- 29. Een zin met een ...... gezegde heeft een gezegde waarin alleen werkwoorden staan.
- 30. Een ander woord voor het hele werkwoord is.......?
- 33. Wie de wedstrijd wint, gaat naar Duitsland. Wat voor een bijzin is 'wie de wedstrijd wint'?