pallas woorden les 3

12345678910111213141516171819202122232425
Across
  1. 2. 1. hij, zij, het doet 2. hij, zij, het maakt
  2. 3. want
  3. 4. angst, Vrees
  4. 6. 1. En 2. maar
  5. 9. hij, zij, het heeft
  6. 10. land, streek
  7. 12. naar, naar binnen, tot
  8. 13. hij, zij, het neemt, pakt Vast
  9. 15. waarom?
  10. 16. dit, dat
  11. 18. wild dier, beest
  12. 22. zo, op die manier
  13. 23. 1. en 2. ook 3. zelfs
  14. 24. hij, zij, het Vlucht Voor
  15. 25. heerser, meester
Down
  1. 1. god
  2. 2. naartoe, tot
  3. 4. 1. hij, zij, het draagt 2. hij, zij, het brengt
  4. 5. geVecht, strijd
  5. 7. zij zijn
  6. 8. nu
  7. 9. hij, zij, het is
  8. 11. maar
  9. 14. mens
  10. 17. hij, zij, het woont, bewoont
  11. 19. niet
  12. 20. hij, zij, het gaat
  13. 21. slaaf