Schrijf je het woord met een s, z, v of f?
Across
- 4. Dieren die kunnen vliegen
- 5. Niet jouw broer, maar jouw .......
- 6. Deze dieren vliegen in de lucht en doen 'roekoe'
- 8. Groene groente die je samen met tomaten kan eten
- 9. Als je eraan komt, verbrand je jezelf
- 10. 7 + 8 = ........
- 11. Meervoud van mens
- 13. Boer heeft 1 roos, maar ik heb een boeket met veel ........
- 14. Iemand die dingen steelt van anderen
Down
- 1. Hierin wonen mensen
- 2. Een sprookjesfiguur
- 3. Deze diertjes zijn lekker zacht en spinnen graag
- 6. Lekker fruit dat aan een tros hangt en groen of blauw is
- 7. Het meervoud van gans
- 9. Een spel dat je buiten kan spelen met je voeten en een bal
- 11. Piepende kleine grijze diertjes met een staart waar veel mensen bang van zijn
- 12. Eerst waren er drie wolven, daarna twee wolven en toen nog maar 1 ....