Spaans

123456789101112131415161718192021222324252627
Across
  1. 4. Oranje vrucht
  2. 5. Als je blij bent krijg je een .. op je gezicht
  3. 6. Als je een filmpje opneemt ben je aan het ..
  4. 11. Je staat op twee stokken en je doet het in de sneeuw
  5. 12. Als je weg gaat uit je eigen huis en in een ander huis gaat wonen.
  6. 15. Gevulde maïspannenkoek
  7. 16. Als je iets niet weet en je krijgt op eens een cadeautje
  8. 17. Zoon van je oom of tante
  9. 18. Op straat rijden er auto's en fietsen, dit noemen we het ...
  10. 19. De maand na februari
  11. 21. Het vecht voor een land
  12. 22. Je zwemt erin, sommige mensen hebben het in hun tuin
  13. 25. vandaag is het maandag en ... was het zondag
  14. 26. Iets tegen iemand vertellen wat helemaal niet waar is
  15. 27. Het einde van je leven
Down
  1. 1. Als je in een restaurant bent staat het eten wat je kunt kiezen daar op.
  2. 2. Bij engels moet je voor een punt voor de klas over iets gaan praten.
  3. 3. Je kunt er heel veel op doen en het heeft een muis waarmee je het kunt besturen
  4. 5. Het is er elke dag, daarom is het overdag licht. Als het schijnt word het heel warm
  5. 7. Mensen bidden er en gaan er voor hun geloof naar toe
  6. 8. Je doet het niet straks of zometeen maar 'gelijk'
  7. 9. Dochter van je oom of tante
  8. 10. Iedereen heeft het op zijn hoofd maar sommige mensen zijn ook kaal
  9. 13. Als twee mensen die ooit getrouwd zijn uit elkaar gaan
  10. 14. Het ondergronds leggen van mensen die dood zijn.
  11. 20. Als je iemand voor het eerst ziet doe je dat
  12. 23. Pittig peruaans visgerecht
  13. 24. Dat doe je in het zwembad