Taal blok 3, les 1

123456789101112131415
Across
  1. 2. In het begin.
  2. 4. Tamelijk, nogal.
  3. 10. Aan de oppervlakte blijvend. Niet diepgaand.
  4. 12. Na er nog eens over nagedacht te hebben.
  5. 13. Maar. Echter.
  6. 14. Veel. In een groot aantal.
  7. 15. Toch.
Down
  1. 1. Heel weinig.
  2. 3. Op voorwaarde dat.
  3. 5. Ook niet.
  4. 6. Zonder te letten op... Zonder ... mee te tellen.
  5. 7. Kort en niet compleet.
  6. 8. In het bijzonder. Vooral dat en niets anders.
  7. 9. Vergeleken met andere dingen die ongeveer hetzelfde zijn.
  8. 11. Heel veel. Je kunt het niet tellen.