Taal blok 6, les 1
Across
- 1. Het is wel zo dat..., maar...
- 3. Je iets als doel stellen en je best ervoor doen om dat te bereiken.
- 5. Allerlei.
- 10. Als het nodig is.
- 11. Zonder omwegen. Direct.
- 12. Beslist. Zonder twijfel.
- 14. Nu.
- 15. Vragen of iemand iets wil doen.
Down
- 2. Omdat.
- 4. Zekerheid geven. Zeggen dat het zeker zo is.
- 6. Tenminste.
- 7. Zolang als iets duurt. Tijdens.
- 8. Net doen of iemand of iets er niet is.
- 9. Zeggen dat iets klopt. Of 'ja' zeggen tegen iets.
- 13. En ook niet.