Taal woorden van week 2
Across
- 3. Een teken dat je geeft als je in nood bent
- 6. Buiten op de vloer van een schip
- 7. Zorgen dat iemand veilig is en goed verzorgd wordt
- 10. Een schip dat gemaakt is om veel mensen te vervoeren
- 14. Een boot die dagelijks tussen twee plaatsen vaart
- 15. In grote moeilijkheden of in gevaar zijn
- 18. Een plek waar schipperskinderen door de weeks wonen
- 19. Iemand die reist in een auto, trein of schip
- 20. Heel erg droevig, maar niemand kan er wat aan doen
Down
- 1. Met elkaar praten of schrijven als je niet bij elkaar kunt zijn
- 2. Een botsing bij het varen
- 4. Wat je doet om iemand die in nood is te helpen
- 5. Een groot en ernstig ongeluk met een schip
- 8. Het kind van ouders die op een binnenvaartschip wonen en werken
- 9. Doodgaan door een ongeluk
- 11. Apart, alleen, eenzaam
- 12. Een bed in een boot
- 13. Zinken na een ongeluk
- 16. Een reis over het water
- 17. Het deel van het leger dat op schepen en op het water werkt