Taaljournaal week 7 en 8
Across
- 2. Grote, ronde vrucht.
- 3. Het eten, bijvoorbeeld: het ontbijt.
- 4. De onderkant van een doos.
- 5. Als je snel veel eet of drinkt.
- 7. Proberen iets met je vingers los te maken.
- 11. Iets (grappigs) doen.
- 12. Het is gemaakt van melk en je smeert het op je brood.
- 13. Een soort ronde, droge koek.
- 14. Heel erg vol.
- 16. De grond.
Down
- 1. Het eten.
- 3. In het midden.
- 5. Het niet erg vinden als iemand anders iets krijgt.
- 6. Een heel klein stukje brood of koek.
- 8. Het kost niks, je hoeft het niet te betalen.
- 9. Geld dat niet van papier is.
- 10. Lang dun brood.
- 14. Hoeveel iets kost.
- 15. Een stuk van een dier dat je kunt eten.