Test chapter 4 vocabulary
Across
- 3. beslissen
- 5. dan
- 9. normaal
- 10. getalenteerd
- 13. samenleving
- 18. buren
- 19. besteden
- 21. invloed
- 23. componeren
- 24. stemmen
- 29. lengte
- 30. bewegen
- 31. best
- 32. dragen
- 33. thuis
Down
- 1. muziek
- 2. beter
- 4. afschuwelijk
- 6. ongeveer
- 7. bijnaam
- 8. interesses
- 11. verven
- 12. over
- 14. stad
- 15. verschil
- 16. schokkend
- 17. gewichtverliezen
- 20. saai
- 22. ijskoud
- 25. reis
- 26. herinnering
- 27. cadeau
- 28. gezond