Thema 2: Moeilijke woorden
Across
- 4. Schapen __ melk, wol en ook nog eens vlees.
- 6. Dat meisje kan goed met kinderen __. Ze zou juffrouw moeten worden.
- 7. daarna
- 8. Hij heeft een heel stoer __. Maar eigenlijk is hij een heel lieve en zachte jongen.
- 9. Zij eet elke dag een stuk chocolade. Het is een __ geworden.
- 10. afgezaagde uitdrukkking
- 12. Wanneer je nieuw bent op een school, is het belangrijk om te ___ en nieuwe mensen te leren kennen.
- 14. Ik zou het nu op een andere manier doen. ik zou het anders ____ .
- 16. Ik bereidde de meeste mensen zelf voor. Ik ____ de meeste mensen op.
- 17. Toen ik ben gaan bungeejumpen, kreeg ik een enorme ___ kick.
- 20. Het __ hem dat zijn hond was overleden
- 21. Die __ jongen verliest elke rugbywegdstrijd. Hij is niet sterk genoeg voor deze sport.
Down
- 1. Die dokter kreeg vanacht een __ om naar het ziekenhuis te gaan helpen.
- 2. "Ben je nu alweer je haar aan het goedleggen? Wat ben jij toch ___."
- 3. Die leerkracht voelt zich slecht wanneer een leerling buist. Hij is __ met zijn leerlingen.
- 5. Welke __ speelt de vader bij de opvoeding van zijn kind?
- 7. Weet jij wat deze verkeersborden __?
- 11. zegt: ‘Ik moet de trein ___!’ Dit wil zeggen dat hij op tijd in het station moet zijn in het station om de trein te kunnen nemen.
- 13. iets dat niet mag
- 15. Jij mag __ ook op mijn feestje komen!
- 18. Die broers spelen elk in een andere club. Ze zijn elkaars __.
- 19. Onze hond is enorm waakzaam. Elke nacht is hij heel __ en waakt hij over ons.