Unit 1 - KGT - Nederlands --> Engels
Across
- 4. verwachten
- 9. afslag
- 10. wereld
- 13. verbazingwekkend
- 15. heimwee
- 16. vooral
- 18. handig
- 20. zien
- 21. haven
- 23. enorm
- 24. nergens
- 25. opwindend
Down
- 1. aardrijkskunde
- 2. rugzak
- 3. lente
- 5. berg
- 6. stom
- 7. beloven
- 8. ongeluk
- 11. golf
- 12. omleiding
- 14. verschil
- 17. allebei
- 19. ruimte
- 22. vermijden