Unit 10
Across
- 7. verwachten
- 9. vieren
- 10. trainer
- 11. laatste
- 12. zich gedragen
- 13. vriendin
- 16. aankomen
- 17. afleiden
- 18. gezond
- 20. voelde
- 21. luchthaven
- 22. slecht
- 23. voorbij
- 25. slecht
- 26. vork
Down
- 1. omdat
- 2. leeftijd
- 3. smaak
- 4. vliegen
- 5. vrienden
- 6. dochter
- 8. bioscoop
- 14. knuppel
- 15. gebeurd
- 19. opgewonden
- 20. bekend
- 24. heerlijk