Vocabulary

123456789101112131415161718192021222324252627282930313233343536373839404142434445464748495051525354555657585960616263646566676869707172737475767778798081828384858687888990919293949596979899100101102103104105106107108109110111112113
Across
  1. 2. hoek
  2. 5. puin
  3. 7. aanpassen
  4. 14. vermaard, beroemd
  5. 15. stand houden
  6. 16. sluiten, dichtdoen
  7. 18. je schcuders ophalen
  8. 20. uitdagen
  9. 22. de belangrijkste veronderstelling
  10. 24. vertrouwen op
  11. 26. overleving
  12. 27. munten
  13. 30. afdruk
  14. 35. een snuifje zout
  15. 36. doos
  16. 39. speculatie, gespeculeer, gissingen
  17. 40. met korte mouwen
  18. 42. overvloedig
  19. 44. iets dat emotionele waarde heeft
  20. 45. herstel
  21. 47. verdelen
  22. 48. bezaaien (verwekken)
  23. 50. de ruimte, het heelal
  24. 51. een stuk vol actie/avontuur
  25. 52. onderwerp, vak
  26. 53. een plaag, ziekte (ook: meeldauw: een plantenziekte)
  27. 55. burgeroorlog
  28. 57. schadelijk
  29. 61. verzamelen
  30. 63. onderdrukken
  31. 65. iets dat je altijd bij je draagt
  32. 68. evolueren
  33. 70. noodlottig, verdoemd
  34. 71. vergunning
  35. 72. nadruk
  36. 75. onthullen
  37. 77. onderscheiden, waarnemen, bespeuren
  38. 79. iets klaarspelen
  39. 82. onderzoek
  40. 83. kwistig, verkwistend
  41. 84. rand
  42. 85. onderzoeker
  43. 88. telefoon
  44. 89. koesteren
  45. 90. getuige
  46. 92. poging, inspanning (onderneming)
  47. 93. iets dat een cadeau was
  48. 94. concaaf, hol
  49. 97. opspringen (stuiteren, kaatsen)
  50. 98. iets dat je leven omschrijft
  51. 99. sober
  52. 100. schroeven
  53. 101. gemakkelijk zijn
  54. 104. afbeelden, verbeelden (tonen)
  55. 105. uitstrekken
  56. 106. rekening houden met
  57. 109. onwaarschijnlijkµ
  58. 110. (in/over)spannen, forceren
  59. 111. negeren
  60. 112. hoekig, kantig
  61. 113. buis
Down
  1. 1. moedig
  2. 3. zacht
  3. 4. bouwsteen
  4. 6. bankbiljet
  5. 8. voorkomen
  6. 9. op kleine schaal
  7. 10. kar
  8. 11. zwaartekracht
  9. 12. vervorming
  10. 13. overleven
  11. 15. poepsimpel zijn
  12. 17. krabben
  13. 19. broeikaseffect
  14. 21. krant
  15. 23. troosten
  16. 25. (doen) draaien
  17. 28. iets met een korreltje zout nemen
  18. 29. naar voren komen, actie ondernemen
  19. 31. pin, speld
  20. 32. duiken
  21. 33. glijden in
  22. 34. vooringenomenheid, vooroordeel
  23. 37. overschaduwd worden door
  24. 38. overdreven
  25. 41. uitroeien
  26. 43. draaien, wervelen
  27. 46. in een baan draaien rond de aarde
  28. 49. rijbewijs
  29. 54. kromtrekken, verdraaien, vervormen
  30. 56. maken, in elkaar knutselen
  31. 58. het ander woord voor zwaartekracht dan gravity
  32. 59. de agenda bepalen
  33. 60. streven, trachten
  34. 62. uitdagend
  35. 63. vastplakken
  36. 64. iets realiseren, bereiken
  37. 66. giechelen
  38. 67. toespreken, aan de orde stellen (behandelen)
  39. 69. genoegen nemen met
  40. 73. zich schrap zetten
  41. 74. maïs
  42. 76. oppervlakte
  43. 78. foto
  44. 80. soort, soorten (levensvormen)
  45. 81. aannemelijk, waarschijnlijk
  46. 86. schroef
  47. 87. een beredeneerde/berekende gok
  48. 91. kelder
  49. 92. het synoniem van 'stress'
  50. 95. veeleisend, kritisch, scherpzinnig
  51. 96. lichtjes
  52. 101. begraven
  53. 102. wezenloos
  54. 103. verzegelen
  55. 107. enthousiast
  56. 108. dicht, compact