Vocabulary
Across
- 2. ovaal
- 5. tegenwoordige tijd
- 8. He ... her a letter every week during the war.
- 10. Alex ... to the shop yesterday.
- 11. zin
- 17. cirkel
- 18. rechthoek
- 21. werkwoord
- 23. tikkertje
- 26. Ella ... the bus to school every day.
- 27. optellen
- 28. ... you like bananas?
- 29. I ... that dress in the new shop last month.
- 31. haasje-over
- 34. haakjes
- 36. berekenen
- 37. hinkelen
- 40. deling
- 43. priemgetal
- 45. delen
- 47. aftrekken
- 52. dubbele punt
- 53. enkelvoud
- 56. even
- 57. vermenigvuldiging
- 58. medeklinker
Down
- 1. onderwerp
- 3. gemiddelde
- 4. hoogte
- 6. driehoek
- 7. Yesterday, he ... a football in the bushes.
- 9. schommel
- 11. lettergreep
- 12. breedte
- 13. punt
- 14. alinea
- 15. meetkunde
- 16. breuk
- 19. meervoud
- 20. lengte
- 22. vierkant
- 24. lidwoord
- 25. bijvoeglijk naamwoord
- 30. zelfstandig naamwoord
- 32. speelplaats
- 33. Last year I ... Emma at a party.
- 35. optelling
- 38. aftrekking
- 39. Lucas ... to the swimming pool twice a week.
- 41. afkorting
- 42. oneven
- 44. touwtje springen
- 46. verleden tijd
- 48. komma
- 49. glijbaan
- 50. vermenigvuldigen
- 51. klinker
- 54. ruit
- 55. uitkomst