woorden op -g, -ch, -sch, -schr

12345678910111213
Across
  1. 4. Beschutting zoeken voor bijvoorbeeld de regen.
  2. 6. Je pen gebruiken om woorden op papier te zetten.
  3. 8. Heel luid roepen.
  4. 9. Plaats waarin vuur wordt gemaakt
  5. 10. Hij had alles flink opgegeten en zijn bordje was...
  6. 11. Ik zal de borden afwassen, dan mag jij ze...
  7. 13. Je doet het vaak als je heel blij bent of iets heel grappig vindt.
Down
  1. 1. Plotseling heel bang worden en als reactie daarop en schokkerige beweging maken.
  2. 2. De vader van een prinses is de...
  3. 3. Niet goed.
  4. 5. Geen zoon, maar een...
  5. 6. Dier dat op het land of in de zee leeft.
  6. 7. Als je iets niet begrijpt stel je de juf een...
  7. 8. wollige dieren
  8. 12. De periode tussen de zonsondergang en de zonsopkomst waarin het donker is.