Woordenlijst 1

1234567891011121314
Across
  1. 2. Dan ben je als je veel aan sport doet of als je goed tegen je verlies kunt.
  2. 6. Heel enthousiast en fel, graag willen winnen.
  3. 8. Iets wat sensationeel is, veroorzaakt grote opwinding.
  4. 9. Iets doen of uitvoeren. Als je een sport beoefent, doe je aan die sport.
  5. 11. Van het ene naar het andere overgaan.
  6. 12. Een professionele sporter. Je sport voor je beroep.
  7. 13. Een sport die je lang achter elkaar doet, zoals lang rennen.
Down
  1. 1. Een sport die je in je eentje beoefent.
  2. 3. De platte schijf bij ijshockey.
  3. 4. Je lichamelijke toestand, hoe fit en gezond je bent.
  4. 5. Gewond.
  5. 7. In evenwicht proberen te blijven.
  6. 10. Een trap of worp, waarmee je de bal naar een teamspeler overspeelt.
  7. 14. Als eerste de bal in het spel brengen bij een sport met een net.