Woordenschat blok 5, les 1 en 5

123456789101112131415161718192021222324252627282930
Across
  1. 2. ook nog
  2. 4. de gelijke zijn, even goed zijn als iemand
  3. 5. als je iets even tussendoor zegt, onopvallend
  4. 6. iemand serieus nemen
  5. 8. behalve als...
  6. 13. het met elkaar eens zijn, hetzelfde willen bereiken
  7. 14. je begint iets te begrijpen
  8. 16. van tevoren
  9. 18. wat er ook gebeurt
  10. 19. iets voorstellen
  11. 23. ervoor zorgen dat iets het weer doet
  12. 24. bijna
  13. 25. iets tegenhouden
  14. 26. niet op gerekend
  15. 28. doen alsof je niets merkt
  16. 29. toch, ondanks dat
  17. 30. losse stukken van een groter geheel
Down
  1. 1. anderen begrijpen niet wat je zegt of wilt
  2. 3. te moeilijk voor hem zijn
  3. 7. iets wat in de weg staat
  4. 9. je begrijpt of herinnert je opeens iets
  5. 10. trouwens
  6. 11. geven
  7. 12. meteen doen wat je gezegd wordt
  8. 15. erg doordringend, of iets is verschrikkelijk erg
  9. 17. gebruik maken van iets
  10. 20. waar iedereen bij is
  11. 21. je vergissen
  12. 22. tegenwerken, hinderen
  13. 27. misschien wel