Woordenschat IT: Test 2.2

1234567891011121314
Across
  1. 4. Je steekt de stekker in het ...
  2. 5. Het hart van de computer.
  3. 9. Back-up
  4. 11. Niet knippen of kopiëren, maar ....
  5. 12. De computer blokkeert. Ik druk op ctrl + alt + del
  6. 13. Iets oud .... door iets nieuw.
  7. 14. Geef de infinitief van het verbum: Ik …… een beamer ….. op mijn computer.
Down
  1. 1. Het bericht.
  2. 2. Deleten
  3. 3. Een geluidsbox naast de computer.
  4. 6. Zorgen dat er geen virussen op de computer kunnen komen.
  5. 7. Opslaan
  6. 8. De computer opnieuw starten.
  7. 10. Het document