Woordenschat thema 3

123456789101112131415161718192021
Across
  1. 2. Iet wat heel even in de mode is en dan ook weer vlug verdwijnt.
  2. 3. Een trui zonder mouwen en zonder kraag.
  3. 6. Aan de buitenkant. Hoe je eruitziet.
  4. 9. Heel erg goedkoop.
  5. 12. Iemand die voor jou een voorbeeld is. Zo wil jij ook zijn.
  6. 13. Sierlijk
  7. 15. Een feestje of een plechtige gebeurtenis.
  8. 16. Veel voorkomen.
  9. 17. Het valt op.
  10. 19. Aan de binnenkant. je innerlijk is hoe je denkt en hoe je je voelt.
  11. 20. Een korte broek met pijpen tot je knie.
  12. 21. Volgens de nieuwe mode.
Down
  1. 1. De handel. Iedereen die spullen koopt en verkoopt.
  2. 4. Het valt niet op.
  3. 5. Wanneer het erbij hoort.
  4. 7. Hoge, lacherige geluiden maken.
  5. 8. Oud, strak dameskledingstuk om het lichaam in de model te houden.
  6. 10. Als iets niet nieuw is, maar eerst van iemand anders is geweest.
  7. 11. In de war en zenuwachtig zijn, omdat er iets vervelends is gebeurd.
  8. 14. Strak aantrekken.
  9. 18. Lukken.
  10. 20. Heel mooi.