Across
- 2. hoofdstad
- 3. vertraging
- 5. leiden,besturen
- 6. ontsnappen
- 8. verder,daarachter,daarna
- 10. luchthaven
- 12. boeken,reserveren
- 13. toestemming
- 15. perron
- 16. aankondigen
- 17. taak
- 19. omgeving,milieu
- 21. eiland
- 24. boer
- 25. bevolking
- 28. gemeenschap
- 30. beweren
- 31. rijbaan
- 32. wond
- 35. vorst
- 36. mogelijk
Down
- 1. richting
- 3. vertrekken
- 4. bui
- 7. genieten
- 9. verantwoordelijkheid
- 11. naderen
- 14. rondtrekken(metrugzak)
- 18. eerlijk
- 20. verkeer
- 22. vaardigheid
- 23. annuleren
- 26. organiseren
- 27. overstappen
- 29. smal,nauw
- 33. jeuken
- 34. doel
- 37. blad
