4.1 Geslachtsorganen

12345678910111213141516171819
Across
  1. 2. Kenmerken die al vanaf de geboorte aanwezig zijn.
  2. 5. Hier worden de zaadcellen tijdelijk opgeslagen nadat ze zijn aangemaakt.
  3. 6. Dit orgaan van de man bevat de eikel en zwellichamen en speelt een rol bij de voortplanting.
  4. 7. Deze onderdelen maken de zaadcellen aan.
  5. 8. De vrouwelijke geslachtscellen die zich kunnen ontwikkelen tot een embryo.
  6. 10. Mensen die geboren worden met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken noem je zo.
  7. 11. Een randje weefsel aan het begin van de vagina dat niet altijd aanwezig is.
  8. 12. De huidplooi die de eikel bij een man bedekt.
  9. 14. Het kanaal dat leidt naar de baarmoeder.
  10. 15. De huidplooi die het gevoelige knopje bij de vrouw beschermt.
  11. 17. Alle organen die samen zorgen voor de mogelijkheid om kinderen te krijgen, vallen hieronder.
  12. 18. Dit zijn de lichamelijke kenmerken waaraan je het geslacht van iemand kunt herkennen.
  13. 19. Deze buis vervoert zowel urine als zaadcellen bij de man.
Down
  1. 1. In dit orgaan kan een bevruchte eicel uitgroeien tot een baby.
  2. 3. Deze vullen zich met bloed bij seksuele opwinding, zowel bij mannen als vrouwen.
  3. 4. Het kleine, gevoelige deel van de clitoris dat aan de buitenkant zichtbaar is.
  4. 9. Hierin zitten de onrijpe eicellen opgeslagen.
  5. 13. Hierdoor worden de zaadcellen vervoerd van de bijballen naar de urinebuis.
  6. 14. De verzamelnaam voor de uitwendige geslachtsdelen van de vrouw.
  7. 16. De huidplooi waarin de teelballen en bijballen liggen.