5.1 Je omgeving waarnemen

12345678910111213141516171819
Across
  1. 4. Met dit orgaan kun je geuren waarnemen.
  2. 5. Uiteinden van zenuwen die schade of gevaar in je lichaam signaleren.
  3. 7. Dit zintuig helpt je om rechtop te blijven staan.
  4. 8. Ze worden actief bij aanraking met iets dat kouder is dan je huid.
  5. 10. Seintjes die vanuit je zintuigen naar je hersenen gaan.
  6. 13. Organen waarmee je invloeden uit je omgeving kunt waarnemen.
  7. 18. Die maken het mogelijk om te voelen of iets ruw of glad is.
  8. 19. Daar worden alle binnengekomen signalen verwerkt tot waarneming.
Down
  1. 1. Deze reageren als je iets aanraakt dat warmer is dan je huid.
  2. 2. Onderdeel in je neus waarmee je geuren waarneemt.
  3. 3. De speciale cellen die prikkels kunnen opvangen.
  4. 5. Een verandering in je omgeving die je lichaam kan opmerken.
  5. 6. Alle organen samen die informatie uit je omgeving opvangen.
  6. 9. Deze reageren als er kracht op je huid wordt uitgeoefend.
  7. 11. Die liggen in je tong en helpen bij het proeven.
  8. 12. Hierin liggen de zintuigen waarmee je licht en kleur kunt waarnemen.
  9. 14. Lichaamsdeel waarin je zowel kunt horen als je evenwicht bewaren.
  10. 15. Hiermee kun je proeven of iets bijvoorbeeld zoet of bitter is.
  11. 16. Deze ‘kabels’ vervoeren signalen naar je hersenen.
  12. 17. Het grootste orgaan waarmee je kunt voelen.