Across
- 4. Met dit orgaan kun je geuren waarnemen.
- 5. Uiteinden van zenuwen die schade of gevaar in je lichaam signaleren.
- 7. Dit zintuig helpt je om rechtop te blijven staan.
- 8. Ze worden actief bij aanraking met iets dat kouder is dan je huid.
- 10. Seintjes die vanuit je zintuigen naar je hersenen gaan.
- 13. Organen waarmee je invloeden uit je omgeving kunt waarnemen.
- 18. Die maken het mogelijk om te voelen of iets ruw of glad is.
- 19. Daar worden alle binnengekomen signalen verwerkt tot waarneming.
Down
- 1. Deze reageren als je iets aanraakt dat warmer is dan je huid.
- 2. Onderdeel in je neus waarmee je geuren waarneemt.
- 3. De speciale cellen die prikkels kunnen opvangen.
- 5. Een verandering in je omgeving die je lichaam kan opmerken.
- 6. Alle organen samen die informatie uit je omgeving opvangen.
- 9. Deze reageren als er kracht op je huid wordt uitgeoefend.
- 11. Die liggen in je tong en helpen bij het proeven.
- 12. Hierin liggen de zintuigen waarmee je licht en kleur kunt waarnemen.
- 14. Lichaamsdeel waarin je zowel kunt horen als je evenwicht bewaren.
- 15. Hiermee kun je proeven of iets bijvoorbeeld zoet of bitter is.
- 16. Deze ‘kabels’ vervoeren signalen naar je hersenen.
- 17. Het grootste orgaan waarmee je kunt voelen.
