Anne Frank werkwoorden

123456789101112131415161718
Across
  1. 3. wegaan, er niet meer zijn
  2. 6. een beslissing nemen
  3. 8. als het in de winter hard vriest en er ligt ijs op de sloten, dan kun je gaan ...................
  4. 9. aandacht hebben
  5. 11. veel Joden hebben zich kunnen verstoppen in de oorlog, zij konden ............................
  6. 12. iets of iemand niet hebben en dat jammer vinden
  7. 13. ik vind het niet erg, het kan me niet ..................
  8. 15. iets een paar keer doen om het beter te kunnen
  9. 17. als er rommel is in huis, ga je dat ....................
  10. 18. als heel veel van iets houdt, ben je er ........ op
Down
  1. 1. als er een probleem is, wil je dat ..................
  2. 2. ik ben altijd van alles aan het doen, ik ben altijd ..........
  3. 3. als je een fout gemaakt hebt, moet je die .............
  4. 4. je hebt kriebels in je keel, je bent verkouden
  5. 5. iets heel graag willen
  6. 7. je moet iets harder praten, ik kan je niet ...............
  7. 10. mooi maken, als iemand jarig is, kun je zijn stoel ......................
  8. 11. de familie Frank is ondergedoken in het achterhuis. Ze zijn bang dat iemand hen zal .......................
  9. 14. als je iets helemaal niet leuk vindt, dan heb je er een ........... aan
  10. 16. een kind helpen een goede volwassene te worden