Across
- 2. Alle wegen leiden naar........!
- 3. Waarvoor trek jij je.......... op?
- 4. Wie A zegt moet ook.......... zeggen.
- 6. Niet.......... is altijd mis.
- 8. Wat heb je niet goed onder de..........?
- 9. Beter.......... dan nooit.
Down
- 1. Het gras is altijd......... aan de overkant.
- 4. Waarvoor neem je graag de..........?
- 5. Waarvan heb jij de......... vol?
- 7. Wie het laatst lacht, lacht het........!