Across
- 1. wanneer twee organismen langdurig met elkaar samenleven.
- 4. alle ecosystemen samen.
- 5. eigenschap als een eigenschap wordt doorgegeven aan de nakomelingen.
- 7. alle populaties die in een bepaald gebied leven.
- 11. selectie het organisme met de meest gunstige eigenschap overleeft.
- 12. organisme dat uit meerdere cellen bestaat.
- 13. twee organismen die zich onderling kunnen voortplanten en vruchtbare jongen krijgen behoren tot dezelfde.
- 15. wanneer iets nooit levenskenmerken heeft vertoont.
- 17. vaak meercellig maar soms ook eencellig bijv. het pantoffeldiertje.
- 19. een levend wezen
- 20. een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
- 22. wanneer een organisme niet opvalt in de omgeving.
- 23. wanneer twee organismen een onderlinge strijd hebben.
- 24. factoren alle levende factoren bijv. soortgenoten.
Down
- 2. hoeveel verschillende soorten er in een gebied leven.
- 3. vaak meercellig maar soms ook eencellig bijv. gisten.
- 6. het doorgeven van voedingsstoffen in een ecosysteem.
- 8. het ontstaan van nieuwe soorten door geleidelijke verandering.
- 9. factoren alle niet levende factoren bijv. temperatuur.
- 10. altijd eencellig bijv. e coli.
- 14. vaak meercellig maar soms ook eencellig bijv. algen.
- 16. de levensgemeenschap samen met de abiotische factoren.
- 17. wanneer iets levenskenmerken heeft vertoont maar dat nu niet meer doet.
- 18. organisme dat uit 1 cel bestaat.
- 21. wanneer iets 1 of meer levenskenmerken vertoont.
