Begrippen Hoofdstuk 3

1234567891011121314151617181920212223242526272829303132333435363738
Across
  1. 2. kunststroming die laat zien hoe de werkelijkheid was, liet vooral de arbeiders zien.
  2. 3. de eerste vorm van kapitalisme, kwam op rond 1400, winst werd gemaakt door handel te drijven.
  3. 6. mensen die een stuk van een bedrijf bezitten, ze bezitten een aandeel
  4. 8. stroming die zoveel mogelijk vrijheid op alle gebieden van de samenleving wil.
  5. 10. het recht van elk volk om een eigen bestuur te kiezen.
  6. 11. opvatting die niet klopt met de werkelijkheid of waarvan de juistheid nooit bewezen kan worden.
  7. 13. vereniging van arbeiders met hetzelfde beroep die opkomt voor deze arbeiders.
  8. 15. stroming waarbij het christendom als uitgangspunt wordt genomen.
  9. 18. arbeiders werken voor de werkgever, maar de werkgever is hierbij niet aanwezig.
  10. 23. beweging van mensen die gelijkheid wilden en willen voor vrouwen.
  11. 25. maken van producten met behulp van fabrieken.
  12. 27. het recht van een volk om zelf te beslissen tot welke staat men wil horen.
  13. 28. mensen die in de dienstensector werken 'maken' niets maar werken voor anderen.
  14. 30. stroming die de samenleving wil houden zoals die is.
  15. 31. het streven van regeringen om een nationaal gevoel bij de bevolking van hun staat tot stand te brengen.
  16. 33. gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vast staat, is vooral objectief.
  17. 34. overdreven liefde voor het eigen volk.
  18. 35. gevoel van saamhorigheid van mensen die een staat vormen of willen vormen. Ook: het belang van eigen volk boven andere volkeren plaatsen.
  19. 37. economie waarbij grond en bedrijven van ondernemers zijn, ze willen met hun bedrijven zoveel mogelijk geld verdienen.
  20. 38. stoming die vindt dat het socialisme door middel van een revolutie moet worden ingevoerd.
Down
  1. 1. stroming die op sociaal gebied gelijkheid belangrijk vindt. op economisch gebied moeten bedrijven en grond eigendom zijn van de samenleving.
  2. 4. latere vorm van kapitalisme, kwam op rond 1800, winst werd gemaakt door producten te maken in fabrieken.
  3. 5. maken van producten in stappen waarbij iedere arbeider een eigen taak heeft.
  4. 7. mensen met enig bezit (handelaren, ambachtslieden, winkeliers en boeren met een behoorlijk stuk grond).
  5. 9. pers op hele grote schaal
  6. 12. kunststroming die vooral fantasie liet zien, het was een vlucht uit de harde werkelijkheid van de industriƫle revolutie.
  7. 14. maken van grote aantallen producten die precies hetzelfde zijn.
  8. 16. samenleving waarin de meeste goederen in fabrieken worden gemaakt en mensen in steden wonen.
  9. 17. bedrijf dat het gezamenlijke eigendom is van de aandeelhouders van het bedrijf.
  10. 19. politiek programma waarin de klassenstrijd (de revolutie voor gelijkheid)wordt bekeken en uitgelegd.
  11. 20. landbouw wordt verdrongen door industrie als belangrijkste bestaansmiddel. veranderingen waren zo groot dat men spreekt van een revolutie
  12. 21. 'brief' van de Paus aan de gelovigen
  13. 22. niet iedereen mocht stemmen, alleen als je aan bepaalde eisen voldeed.
  14. 24. wetten die ervoor zorgen dat de zwakkeren in de samenleving beschermd worden.
  15. 26. strijd tussen de heersende en de onderdrukte klassen om het bezit van productiemiddelen.
  16. 29. kranten waarin vaak meningen gegeven werden over de economie en de politiek.
  17. 32. transportband die producten in wording naar de arbeiders brengt.
  18. 36. iets wat je zelf vindt, hoe je ergens over denkt, is vooral subjectief