Begrippen HS. 3 HAVO 4

4. Hoe meer ontwikkeld een land is, hoe meer mensen er in steden wonen.
6. Toename van het aandeel jongeren onder de bevolking.
9. Als je in deze sector werkt, betaal je geen belasting en wordt jouw werk niet officieel geregistreerd.
11. Opkomende landen door de groei van de industrie.
13. De overgang van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage geboorte- en sterftecijfers.
16. Een bedrijf met vestigingen in meer dan één land.
18. In 1947 werd India onafhankelijk van Groot-Brittannië.
19. Hierin wordt de leeftijdsopbouw van een land weergegeven.
20. In arme landen is het percentage mensen die kunnen lezen en schrijven erg laag.

1. Ander woord voor groeiland.
2. Cijfer dat aangeeft hoe hoog een land scoort op levensverwachting, BNP/hoofd en analfabetisme.
3. druk Verhouding tussen het actieve en niet-actieve deel van de bevolking.
5. Rijk en ontwikkeld land met veel politieke en economische macht.
7. Wat je van je geld kan kopen.
8. Verhouding tussen het prijspeil van de import en export van een land.
10. Overzees gebied waar kolonisten zich blijvend vestigen.
12. Totale geldwaarde van alle goederen en diensten die een regio in een jaar produceert.
14. Gebied waar buitenlandse bedrijven zich onder aantrekkelijke voorwaarden mogen vestigen.
15. De verdeling van mensen over een gebied of land.
17. Indeling van de wereld volgens een bepaald model om economische en politieke machtsverhoudingen in uit te drukken.