Across
- 2. laten vallen
- 3. postzegel
- 7. bekend
- 9. verschillende
- 12. grap
- 16. out uitverkocht
- 17. handtekening
- 19. nederlaag
- 20. onlgeuk
- 23. oefenen
- 25. leeg
- 26. groenten
- 28. verdedigen
- 29. besteden
- 30. menigte
- 32. tegenover
- 33. bibliotheek
- 35. bioscoop
- 37. dronken
Down
- 1. saai
- 4. handdoek
- 5. match uitwedstrijd
- 6. interessant
- 8. burgemeester
- 10. ingang
- 11. druk
- 13. onvoorzichtig
- 14. inwoner
- 15. vermijden
- 18. toch
- 21. allowed niet toegestaan
- 22. time vrije tijd
- 24. blijken
- 27. toilet
- 28. gelijkspel
- 31. ontvangen
- 34. balpen
- 36. smal
- 38. trappen/schoppen