Across
- 2. = In paniek raken
- 3. = Vol, druk
- 5. = Indrukwekkend
- 10. = Knap
- 12. = Smal
- 13. = Achtbaan
- 16. down = Ondersteboven
- 18. = Waard
- 19. = Alledaags(e)
Down
- 1. = Negeren
- 2. = Vredig
- 4. lesson = Duikles
- 6. = Omgeving
- 7. = Bang
- 8. = Nerveus
- 9. = Alhoewel
- 11. trip = Daguitstapje
- 14. = Vooral
- 15. = Wagentje
- 17. camp = Zomerkamp
