Eenheid 10, herhalingsblad

12345678910
Across
  1. 3. Narigheid.
  2. 4. Een deel van een lied of gedicht.
  3. 6. Een woord voor als je iets makkelijker maakt.
  4. 8. Van nu, van deze tijd.
  5. 9. Zoet gebak.
  6. 10. het grappige van iets. Een persoon kan dit hebben, dan is hij/zij erg grappig.
Down
  1. 1. Heen en weer zwaaien. Slingeren.
  2. 2. Steeds, voortdurend.
  3. 5. Je moet leren om niet zo snel boos te worden: om jezelf in …… te houden.
  4. 7. Als je iets kunt schenken. Bijv. water, olie of limonade.
  5. 8. ‘jij ben ook nooit ergens van op de ……’Ofterwijl: jij weet ook nooit iets!