Eenheid 6, les 5 + 7

12345678910
Across
  1. 2. iemand vragen om iets te doen.
  2. 3. Iets met veel aandacht en voorzichtig doen.
  3. 6. Een hek, muur of prikkeldraad rondom een tuin of weiland.
  4. 8. Een vriend kun je zo noemen.
  5. 10. ze zeggen weleens: ‘je zult niet in zeven ….. tegelijk lopen.
Down
  1. 1. Iemand die ergens binnenkomt maar hij hoort daar niet te zijn. Hij komt dingen weghalen of andere slechte dingen doen.
  2. 2. door gaan met eten totdat je echt helemaal vol zit.
  3. 4. Iemand alles leren over het leven en vertellen wat goed of slecht is.
  4. 5. Iemand alleen laten terwijl hij dat niet wil. Iemand in de ….. laten.
  5. 7. Het terrein, een stuk van een stad of land.
  6. 9. als je het even niet meer weet kun je zeggen dat je de …. Kwijt bent.