Eenheid 9, les 1 + 2

123456789
Across
  1. 4. Een laag hek langs de snelweg wat ervoor zorgt dat auto’s niet zomaar op de rijbaan van het tegenliggende verkeer terecht komt.
  2. 5. Het zwarte spul waarmee een weg bedekt is.
  3. 7. Een auto, brommer, bus, fiets of motor.
  4. 9. Als je tegen iemand aan bots tijdens het auto rijden of fietsen.
Down
  1. 1. De stoep langs een straat.
  2. 2. Dat gaat alleen maar problemen bezorgen. Een ander woord voor ‘bezorgen’.
  3. 3. Een stal voor paarden waar je ook kunt leren paardrijden.
  4. 6. Een lange rij auto’s die stilstaan of heel langzaam rijden.
  5. 8. Een brug over een weg. Op het viaduct is ook een weg.