Across
- 6. geamuseerd
- 8. angst
- 10. trots
- 12. lastigvallen
- 15. verlegen
- 16. gestrest
- 18. besluiteloos
- 19. klein
- 20. overdrijven
- 22. verbluft
- 23. wanhoop
- 24. gewelddadig
- 25. ergeren
- 26. geïrriteerd
- 28. bestrijden
- 30. golf
- 31. vrolijk
- 32. verbazen
- 33. verlegenheid
Down
- 1. tevreden
- 2. walgen
- 3. vernederd
- 4. irritatie
- 5. indruk
- 7. wroeging
- 9. begaan
- 11. afschrikken
- 13. jaloers
- 14. woedend
- 17. spanning
- 21. gefrustreerd
- 27. teleurgesteld
- 29. beroerd
- 34. dwaas
